SAMEN
CONSTANTIA!
Een speler staat in buitenspelpositie als deze dichter bij de achterlijn van de tegenstander staat dan de bal en de vóórlaatste tegenstander (inclusief de doelman). Dit geldt niet wanneer de speler zich op zijn eigen speelveldhelft bevindt.
De twee laatste verdedigers kunnen zowel een verdediger en de doelman of twee gewone verdedigers zijn.
Als de speler zich op dezelfde hoogte als de voorlaatste verdediger bevindt (of met de twee verdedigers tegelijkertijd) staat hij niet in buitenspelpositie.
In buitenspelpositie staan is niet tegen de regels. Het kan pas strafbaar zijn als een medespeler de bal naar deze speler speelt op het moment dat deze speler in buitenspelpositie staat.
Een speler wordt alleen voor zijn buitenspelpositie bestraft indien hij, op het moment dat de bal wordt geraakt of gespeeld door een medespeler, naar het oordeel van de scheidsrechter, actief bij het spel betrokken is door:
Een speler kan alleen buitenspel kan zijn, *op het moment* dat de medespeler hem de bal toespeelt. Komt de speler na het moment van balspelen in een positie die voorbij de tweede laatste man van de tegenstander is, dan is het geen buitenspel
Verboden is:
- een tegenstander te trappen of dit te proberen
- een tegenstander te doen vallen
- het springen op een tegenstander
- het op ruwe of gevaarlijke wijze aanvallen van een tegenstander
- het aanvallen van achteren
- het slaan van een tegenstander
- het vasthouden met hand of arm van een tegenstander
- het duwen met hand of arm
- het met de hand of arm spelen van de bal.
Al deze negen overtredingen worden - echter alleen als ze opzettelijk gebeuren - bestraft met een directe vrije schop, dat is een vrije schop waaruit rechtstreeks kan worden gescoord en waarbij de tegenstanders ten minste 9,15 m afstand moeten nemen van de bal.
Gebeuren deze overtredingen binnen het strafschopgebied door spelers van de verdedigende partij, dan wordt een strafschop (penalty) toegekend: een schop vanaf de penalty-stip, waarbij alle veldspelers buiten het strafschopgebied en op ten minste 9,15 m afstand van de penalty-stip moeten blijven. Het nemen van strafschoppen, door beide teams, geschiedt bij bepaalde wedstrijden (vooral bekerwedstrijden) na afloop van de gewone speelduur en eventuele verlenging, teneinde een beslissing te forceren.
Verder zijn er overtredingen waarvoor een indirecte vrije schop wordt gegeven, een vrije schop waaruit niet rechtstreeks kan worden gescoord. Zulke overtredingen zijn: buitenspel, gevaarlijk spel, aanvallen met de schouder, indien de bal zich niet bevindt binnen het bereik van de betrokken spelers, aanvallen van de doelverdediger binnen zijn doelgebied zonder dat hij de bal bezit, het dragen van de bal door de doelverdediger als hij daarbij te veel passen met de bal doet en afhouden (obstructie), dwz. het versperren van de weg aan een tegenstander zonder dat de bal wordt gespeeld.
Een hoekschop (corner) wordt toegekend aan de aanvallende partij indien de bal het laatst door een speler van de verdedigende partij is aangeraakt en de bal de achterlijn overschrijdt.
Indien een speler van de aanvallende partij de bal over de vijandelijke achterlijn plaatst, wordt het spel hervat met een doelschop. Plaatst een speler de bal over de zijlijn, dan neemt de tegenpartij een inworp.
In de gewone competitiewedstrijden wordt een overwinning gewaardeerd met drie wedstrijdpunten, een gelijkspel met een punt voor beide ploegen, een nederlaag met nul punten.
Soms wordt bij gelijk eindigen qua wedstrijdpunten waarde gehecht aan het doelsaldo of doelgemiddelde (kampioenschappen, bekerwedstrijden of beslissingswedstrijden).
De leiding van de wedstrijd is in handen van een scheidsrechter, die wordt
bijgestaan door twee grensrechters (alleen bij elftallen).
De scheidsrechter moet de spelregels handhaven en dienovereenkomstig straffen opleggen. Hij kan spelers het verder meespelen ontzeggen (door middel van een ‘rode kaart') indien zij zich ernstig misdragen of indien hun spel ruw of gemeen is. Verder kan hij de spelers voor allerlei vergrijpen, die men onder de betiteling onbehoorlijk gedrag samenvat, door middel van een ‘gele kaart' een waarschuwing geven en ze bij een nieuw vergrijp dat een waarschuwing nodig zou maken, van het veld sturen.
De twee grensrechters assisteren de scheidsrechter bij het maken van de juiste keuzes door vlagsignalen bij bijv. buitenspelsituaties, inworpen en bij overtredingen die de scheidsrechter niet gezien heeft.
De scheidsrechter neemt echter de uiteindelijke beslissing en is hier verantwoordelijk voor.
In de categorie B kan de tijdstrafregeling als onderstaand omschreven worden toegepast.
1. Tijdens de wedstrijd kan een speler 5 minuten straftijd worden opgelegd voor de volgende overtredingen:
a. Het gooien van een kluit aarde/pol gras of ander voorwerp.
b. Het wegtrappen van de bal, terwijl het spel dood is.
c. Het weggooien van de bal, terwijl het spel dood is.
d. Het onvoldoende afstand nemen bij een vrije schop.
e. Het vertragen van een spelhervatting.
f. Het belemmeren van een spelhervatting.
g. Het opzettelijk de bal met de hand spelen (dus niet: het opzettelijk de bal met de hand spelen, waardoor de tegenstander een doelpunt of duidelijke scoringskans wordt ontnomen).
h. Voortijdig het speelveld verlaten, zonder toestemming van de scheidsrechter.
i. Het speelveld betreden en aan het spel deelnemen, zonder toestemming van de scheidsrechter.
j. Het door woord en/of gebaar te kennen geven het niet eens te zijn met een beslissing van de scheidsrechter.
k. Ander onbehoorlijk gedrag in de vorm van spelbederf.
2. Straftijd kan niet worden opgelegd aan elftallen die uitkomen in de categorie A van het veldvoetbal.
3. Het opleggen van straftijd heeft geen verdere gevolgen voor de betrokkenen, dat wil zeggen er kan later geen andere straf uitgesproken worden.
4. Het toezicht op de speler(s) aan wie straftijd is opgelegd, is in handen van de scheidsrechter. Hij houdt ook de tijd bij en noteert de naam (namen) van de speler(s) aan wie straftijd is opgelegd. Als de straftijd om is, mag (mogen) eerst na een teken van de scheidsrechter de speler(s) het speelveld weer betreden.
5. Als de scheidsrechter de tijd stil zet, staat ook de straftijd stil.
6. Een speler, aan wie de straftijd is opgelegd en die in dezelfde wedstrijd wederom een overtreding begaat, die een straftijdoplegging tot gevolg zou hebben, ontvangt een waarschuwing.
7. De straftijd kan slechts eenmaal per speler per wedstrijd worden opgelegd.
8. De speler(s) aan wie straftijd is opgelegd, blijft (blijven) onder de rechtsbevoegdheid van de scheidsrechter.
9. Een speler, aan wie straftijd is opgelegd, kan gedurende zijn straftijd, niet worden vervangen.
10. Indien aan de aanvoerder van een elftal straftijd is opgelegd, moet zijn taak gedurende de vijf minuten, dat hij niet aan het spel deelneemt, aan een andere speler worden overgedragen. Hij mag ook geen inlichtingen aan de scheidsrechter vragen over de door deze genomen beslissingen.
11. Indien een elftal de wedstrijd aanvangt met zeven spelers, of het aantal daalt tijdens de wedstrijd tot zeven, dan vervalt de straftijdregeling.
12. Als een doelverdediger straftijd wordt opgelegd, dan moet een andere speler zijn plaats als doelverdediger innemen. De als doelverdediger optredende veldspeler zal ook door het aantrekken van afwijkende kleding als doelman herkenbaar moeten zijn.
13. Als een speler zijn straftijd van 5 minuten niet kan volmaken, omdat de rust aanbreekt, dan zal hij het resterende gedeelte van de straftijd in de tweede helft dienen te ondergaan. Is de straftijd van een speler nog niet om bij het einde van de wedstrijd, wordt hem de rest kwijt gescholden.
14. Zowel de thuisspelende als de bezoekende vereniging zijn verplicht zorg te dragen voor beschermende kleding ten behoeve van de spelers aan wie straftijd wordt opgelegd.
15. De speler(s) aan wie straftijd is opgelegd, behoeft (behoeven) niet op een bank plaats te nemen, doch dient (dienen) zich binnen de omrastering van het speelveld op te houden binnen een door de scheidsrechter aan te geven gebied.
Een wedstrijd duurt bij de senioren en A-junioren 2 x 45 minuten.
Voor de jongere spelers zijn de tijden aangepast.
Wedstrijdduur:
Mini’s(JO7):3x10 minuten
JO9-pupillen: 2x20 minuten
JO11-pupillen: 2x25 minuten
JO13-pupillen: 2x30 minuten
JO15-junioren: 2x35 minuten
JO17-junioren: 2x40 minuten
Veteranen 2 x 35 minuten
Verlenging bij beslissingswedstrijden:
Senioren 2x 15 min.
JO19 - 2x 15 min.
JO17 - 2x 12,5 min.
JO15 - 2x 10 min.
JO13 - 2x 7,5 min.
De scheidsrechter bepaalt of hij tijd bij deze minuten telt.
Hij doet dit als er bijvoorbeeld een blessure is geweest waardoor er een paar minuten niet is gevoetbald.
Met uitzondering van Constantia 1 en 2 vallen alle teams onder de categorie B.
Dit betekent dat er door deze teams doorlopend gewisseld mag worden en dat er maximaal 5 wisselspelers zijn toegestaan.
Bij de JO13, JO11 en JO9-teams kan en mag er doorlopend gewisseld worden, zonder dat hier sprake is van een limiet.
Bij het 1e en 2e elftal zijn maximaal 3 wissels toegestaan .
Ook kan de scheidsrechter in de B-catagorie een tijdstraf geven van 5 minuten i.p.v. een gele kaart. Dit kan slechts 1 maal per wedstrijd per speler.
Beker wedstrijden vallen onder categorie A
Voor pupillen gelden niet altijd dezelfde regels als bij het ‘volwassen' voetbal.
Het speelveld
Speel je bij de E-tjes of F-jes? Dan moet het veld 60 tot 70 meter lang zijn en tussen de 45 en 55 meter breed. Het doel is 5 meter breed en 2 meter hoog.
De bal
Bij de F-/E-teams weegt de bal maximaal 320 gram en bij een D-team 370 gram.
Aantal spelers
De F- en E teams spelen 7 tegen 7. Er staan dus zeven spelers van jouw team op het veld. De trainer mag de spelers altijd wisselen, als hij maar zorgt dat er niet meer dan zeven spelers in het veld staan. Als je gewisseld bent, mag je later in de wedstrijd opnieuw meespelen. Vanaf elf jaar (D-team) voetbal je met 11 spelers tegen 11 tegenstanders.
Afwijkende spelregels pupillen
Vier tegen vier (Mini Pupillen):
Met deze spelvorm krijgen de jongste voetballertjes het beste de beginselen van het voetbalspel onder de knie, is de mening van de KNVB. Omdat een team slechts uit vier spelers bestaat, komen de kinderen veel aan de bal.
Zeven tegen zeven:
Gemengde teams: bij zeven tegen zeven kunnen jongens en meisjes in één team spelen. Bij de F- en E-pupillen komen jongens en meisjes uit in één competitie. Ook bij de D-pupillen gaat de voorkeur uit naar gemengd voetbal, maar hier is wel de mogelijkheid om meisjes in te delen in een eigen poule.
Elf tegen elf:
Voor D-pupillen die 11 tegen 11 spelen, gelden dezelfde spelregels als bij het seniorenvoetbal. Maar er zijn een paar aangepaste regels, namelijk: